Schaken voor dummies: de spelregels van schaken leren

Hier vind je antwoord op de vraag: hoe moet je schaken? De spelregels staan hier uitgelegd met voorbeelden en plaatjes. Je leert iets over de opstelling schaakbord en de waarde en de loop van de verschillende schaakstukken. We hebben het over schaak en schaakmat, en de drie bijzondere spelregels: de rokade, en passant en promoveren.

Schaken is een spannend bordspel voor twee spelers dat valt onder de denksport. De ene speler heeft de witte stukken en mag altijd de eerste zet spelen. De andere speler met de zwarte stukken doet de volgende zet en zo wisselen beide spelers de beurt af tot er een speler gewonnen heeft.

Opstelling schaakbord

De schaakbord opstelling aan het begin van de partij is altijd hetzelfde, zoals in de afbeelding. Beide spelers hebben een koning, een dame, twee torens, twee lopers, twee paarden en acht pionnen. Het schaakbord heeft 64 zwarte en witte velden, acht breed en acht lang. Elk veld heeft een naam aangegeven door de cijfers en letters langs de rand. Het veld linksonder is bijvoorbeeld a1 en het veld rechtsboven is h8. De opstelling schaakbord is zo dat we een horizontale lijn een rij noemen (eerste rij etc.), een verticale een lijn (a-lijn etc.) en schuine lijnen heten diagonalen.

Beide spelers beginnen met een gelijke schaak opstelling aan het begin, de witte stukken op de eerste en tweede rij, en de zwarte stukken staan op de zevende en achtste rij. Vanuit deze schaakopstelling begint de partij.

Opstelling schaakbord van schaken
De opstelling van het schaakbord.

De schaakstukken

Het schaakspel heeft zes verschillende stukken die allemaal op hun eigen manier bewegen. Een zet van een speler houdt in dat hij een stuk naar een vrij veld beweegt, of een stuk van de tegenstander slaat door op een veld te gaan staan waar een stuk van de tegenstander stond. Het geslagen stuk wordt van het bord verwijderd en doet niet meer mee. Schaakstukken kunnen niet over andere stukken heenspringen (met als uitzondering het paard).

De dame (of koningin)

De dame mag zo veel velden als ze wilt in elke richting via een rechte lijn of diagonaal bewegen. Ze is daarom erg sterk, maar ook kwetsbaar. Je moet de dame verstandig gebruiken, want je hebt er maar een van.

De dame is een schaakstuk
De dame kan horizontaal, verticaal, en diagonaal verplaatsen.

De toren

De toren mag zo veel velden als hij wil in een rechte lijn (horizontaal of verticaal, maar niet diagonaal) bewegen of slaan. Hij is daardoor iets sterker dan een loper of paard.

De toren is een schaakstuk
De toren loopt horizontaal of verticaal.

De loper

De loper mag alleen schuin verplaatsen en beweegt dus over de diagonalen. De loper die begint op een donker veld blijft dus altijd op de donkere velden, en evenzo blijft de andere loper op de lichte velden.

De loper is een schaakstuk
De loper beweegt diagonaal.

Het paard

Het paard is het enige schaakstuk dat springt in plaats van loopt en kan daarom over andere stukken heenspringen. Het paard springt altijd twee velden in een richting en dan een veld opzij, zoals je ziet in het plaatje. Vanwege deze vaste sprong heeft hij aan de rand van het bord altijd minder zet opties dan in het centrum.

Het paard is een schaakstuk
Het paard springt altijd twee velden in een richting, en een veld opzij.

De pion

De pion is het zwakste schaakstuk maar toch moet je pionnen niet onderschatten. Ze bewegen anders dan dat ze slaan. De pion spelregel is dat hij alleen 1 veld vooruit mag lopen, behalve als hij op zijn startplek staat: dan mag hij twee stappen zetten (maar 1 mag ook). De pion mag schuin vooruit (naar links of rechts) slaan. Pionnen kunnen alleen vooruit en mogen niet achteruit bewegen of slaan. Iets verder in de uitleg wordt de pion promotie uitgelegd: wat er gebeurt als een pion aan de overkant komt. Je kan de verschillende mogelijkheden van lopen en slaan zien in de afbeelding.

De pion is een schaakstuk
De pion loopt alleen vooruit, maar slaat alleen schuin vooruit.

De koning

De koning mag 1 veld in een richting naar keuze bewegen. Hij is een geval apart want hij mag geen schaak staan. De koning staat schaak als hij wordt aangevallen, we gaan hier zo verder op in. Dit maakt de koning een belangrijk en kwetsbaar stuk, dus zorg dat je hem veilig houdt.

De stukken hebben allemaal een verschillende waarde, omdat ze op verschillende manieren kunnen bewegen. In de tabel staat een inschatting van de waarde van ieder stuk, al veranderd die waarde een beetje in iedere stelling. In somigge schaakopstellingen kan een stuk meer of minder waard zijn. Overigens staat de koning niet in deze tabel, want hij heeft een aparte rol.

Schaakstuk Punten
Dame 9 of 10
Toren 5
Loper 3
Paard 3
Pion 1

Schaak en schaakmat

Zoals net gezegd mag de koning geen schaak blijven staan. Als hij schaak wordt gezet (aangevallen door een stuk) moet hij dit meteen dezelfde zet oplossen door weg te gaan of de schaakgever te slaan. In de afbeelding geeft de toren schaak aan de koning. De koning moet dus weglopen om het schaak op te heffen.

De koning staat schaak
De koning staat schaak, hij wordt aangevallen door de toren.

Als de koning schaak staat en hij kan op geen enkele manier meer het schaak opheffen, dan staat hij schaakmat en verliest de partij. Dat is dus als de koning geen enkele zet kan doen naar een veld waar hij geen schaak staat, of het schaakgevende stuk geslagen kan worden. Het doel van schaken is dus om de koning van de tegenstander schaakmat te zetten, waardoor je wint. Tegelijkertijd wil je je eigen koning zo goed mogelijk veilig houden.

De rokade: de schaakzet met twee stukken

De rokade is de enige zet waarbij je twee stukken verplaatst: De koning en een toren. Er zijn twee varianten, de korte rokade en de lange rokade. In beide gevallen verzet je de koning twee stappen naar links of rechts, en daarna zet je de toren 1 veld over de koning heen. Je ziet een voorbeeld hoe de rokade er uit ziet voor de witspeler als hij kort of lang rokeert.

Het doel van de rokade is vaak dus om de koning veilig achter pionnen te zetten, en de toren in de strijd te brengen. Let bij de rokade wel op dat je niet mag rokeren als de koning schaak staat of schaak komt te staan. Je mag ook niet rokeren als de toren of koning al een keer verplaatst is.

De rokade bij schaken
De lange en korte rokade voor de wit speler op het schaakbord.

De promotie: een pion aan de overkant

De pion kan alleen vooruit bewegen (en schuin vooruit slaan) en niet achteruit, daarom verdient hij wel een beloning als hij de overkant van het bord bereikt: hij promoveert in een stuk naar keuze (maar geen koning). Meestal word de pion daarom gepromoveerd naar een dame, maar soms is er een uitzondering waarin je bijvoorbeeld liever een paard hebt. Het is overigens geen probleem als je nog een dame had, je krijgt er gewoon nog een. Praktisch gezien kan je een toren op zijn kop zetten als je geen extra dame bij de hand hebt.

En passant: extra schaakregel pion

Eerder hebben we geleerd hoe de pion mag bewegen. Vanuit zijn startpositie (op de tweede of zevende rij) mag hij twee velden vooruit. Als hij twee zetten vooruit beweegt en daarbij onderweg geslagen had kunnen worden door een vijandige pion, mag de tegenstander de eerstvolgende zet die pion slaan alsof hij maar een enkel veld vooruit bewoog. In de afbeelding wordt een voorbeeld gegeven waarin de pion van a2 naar a4 twee velden verplaatst en voorbij gaat aan de b4 pion. Direct daarna mag zwart die pion slaan met de b4 pion, alsof hij op a3 stond. Deze regel is dus alleen actief direct nadat de pion twee velden vooruit gaat.

De en passant schaakregel
De en passant schaakregel van de pion.

Nu weet ook jij hoe je moet schaken! Met deze handige uitleg over schaken voor dummies ken je nu alle spelregels van het spel van grootmeesters, en dus is het de hoogste tijd om zelf te gaan schaken. Oefen daarom de spelregels meteen door een partijtje te schaken tegen de computer!