Een alfabetische lijst van schaak termen

Op deze pagina vind je een lijst met alle veel gebruikte schaaktermen met een uitleg. Bij sommige termen wordt een schaak diagram gebruikt om de term nog verder duidelijk te maken.

Blind schaken

We spreken van blind schaken als een of beide spelers het bord en de stukken niet zien of gebruiken. Die speler(s) houdt uit het hoofd de opstelling van het schaakbord en de zetten bij. Hij speelt zijn zetten door deze aan de tegenstander te vertellen. De meeste sterke schakers en zeker grootmeesters zijn goed in staat op deze manier te schaken. Ze maken gebruik van een hoop bekende patronen en logica.

Centrum

Het centrum is het middelste gedeelte van het schaakbord, in het bijzonder velden e4, e5, d4 en d5 (groene velden). In mindere mate kunnen ook de ring velden hieromheen mee gerekend worden (gele velden). Dit hangt uiteraard af van de stelling.

Centrum van schaakbord
Het centrum van het schaakbord.

Compensatie

Bij schaken proberen beide spelers een goede stelling en voordeel te behalen. Vaak is het zo dat wanneer de ene speler een bepaald voordeel behaald, de andere speler in een ander aspect voordeel behaalt. We zeggen dan dat de ene speler compensatie heeft voor de voordelen van de andere speler. Zo kan de ene speler bijvoorbeeld het loperpaar hebben als compensatie voor een zwakke kwetsbare pion. Of een speler heeft een sterk centrum en actieve stukken als compensatie voor een pion (materiaal) achterstand. Zie ook Gambiet.

Dubbelpion

Als een speler twee pionnen op dezelfde lijn (dus verticaal) heeft, noemen we dat een dubbelpion. In onderstaand diagram heeft zwart een dubbelpion of de f-lijn. Een dubbelpion heeft zowel positieve als negatieve aspecten. Positief gezien geeft een dubbelpion een open lijn, en kan een dubbelpion voor de koning extra bescherming bieden. Negatief gezien kan een dubbelpion een doelwit zijn, omdat de dubbelpionnen elkaar niet kunnen verdedigen. In het eindspel is een dubbelpion vaak zwak. Als je in de diagram alle stukken (behalve de koning) wegdenkt, kan wit een vrijpion maken met zijn 4 tegen 3 meerderheid op de damesvleugel, terwijl zwart geen vrijpion kan maken met zijn meerderheid op de koningsvleugel.

Schaakdiagram met dubbelpion
Zwart heeft een dubbelpion op de f-lijn.

Fianchetto

Een fianchetto is de ontwikkeling van de loper naar de tweede (of zevende) rij, zodat hij op de lange diagonaal komt te staan. In de diagram zien we dat wit een fianchetto heeft op g2. Hij heeft g3 gespeeld en zijn loper op g2 ontwikkelt. De loper heeft nu een sterke invloed op de lange lichte diagonaal. Zwart heeft een fianchetto op g7, waar zijn loper invloed uitoefend over de andere lange diagonaal.

Fianchetto bij schaken
Een fianchetto op g2 en g7.

Gambiet

Een gambiet is een type schaakopening waar een speler aanbiedt materiaal op te geven voor een bepaalde compensatie (zie compensatie). Die compensatie bestaat meestel uit ontwikkelingsvoorsprong, actieve stukken, centrum beheersing en soms dreiging naar de koning. In de diagram zie je een voorbeeld, het damegambiet. Deze populaire opening geeft zwart de mogelijkheid om op zet 2 de pion op c4 te slaan. De meeste zwart spelers doen dit niet (ze weigeren het gambiet en spelen bijvoorbeeld e6 of c6) omdat de witspeler veel controle over het centrum krijgt evenals een ontwikkelingsvoorsprong. Door de pion te slaan accepteert zwart het gambiet. Vaak geeft hij een aantal zetten later de pion terug om zijn ontwikkelings achterstand gelijk te trekken. Beide opties zijn in dit geval redelijk voor zwart.

Gambiet bij schaken
Het dame-gambiet, een bekende schaakopening.

Herdersmat

Het herdersmat is een schaakopening die beginners soms gebruiken om een andere beginner in vier zetten mat te zetten door het kwetsbare veld f7 (of f2) aan te vallen. De zetten gaan bijvoorbeeld: 1.e4 e5 2.Lc4 Pc6 3.Dh5 d6 4. Dxf7# . Zwart heeft echter veel mogelijkheden om te verdedigen tegen het herdersmat, dus bij goed tegenspel is de herdersmat geen sterke opening voor wit.

Herdersmat bij schaken
Het herdersmat.

Kwaliteit

Een kwaliteit is een schaak term die gebruikt wordt om het vershil in waarde tussen een toren en een loper of paard uit te drukken. Als een speler een toren (5 punten) wint ten koste van een paard (3 punten) dan zeggen we dat hij een kwaliteit gewonnen heeft. Een kwaliteit is dus ongeveer gelijk aan twee pionnen, al hangt dit een beetje af van het type stelling.

Mat achter de paaltjes (en Luft)

Na de rokade staat de koning vaak achter een rijtje pionnen. Die pionnen beschermen de koning goed tegen een frontale aanval, maar als de achterste rij niet goed verdedigd is (door torens of dame bijv.) kan de tegenstander je mat achter de paaltjes zetten met een toren of dame. In de diagram zet wit mat achter de paaltjes met 1.Te8#. Hetzelfde zou wit niet kunnen overkomen omdat hij een pion op h3 heeft gezet, waardoor de koning altijd naar h2 kan vluchten. We noemen een zet zoals h3 soms een gaatje maken, of Luft (Duitse term).

Mat achter de paaltjes bij schaken
Zwart gaat mat achter de paaltjes.

Offer

Een offer bij schaken houdt in dat een speler materiaal tijdelijk opgeeft om een of meer zetten verder een groter voordeel te bemachtigen. Dat voordeel kan materiaal zijn, een mataanval, of een positioneel voordeel. In de diagram offert wit een dame met 1.Dxh7+ waarna 1...Kxh7 2. Th1# mat is. Wit offert dus materiaal (de dame) om mat te zetten.

Een offer bij schaken
Wit aan zet offert de dame om mat te zetten.

Pat

In een stelling waar de speler die aan zet is geen enkele toegestane zet kan doen (en niet schaak staat), dan is dat een pat-stelling. De uitslag van de partij is automatisch remise (gelijkspel). In onderstaand diagram is wit aan zet, en al zijn stukken (koning en pionnen) kunnen geen zet doen (de koning mag zichzelf niet schaak zetten). De partij is een remise vanwege pat.

Schaakdiagram met pat stelling
Wit aan zet heeft geen legale zet, de stelling is pat en dus remise.

Remise

Een schaakpartij kan op drie manieren eindigen. Een van beide spelers staat mat of geeft op (en de andere speler wint). De derde optie is een gelijkspel ofwel remise. Een remise kan op verschillende manieren ontstaan: door overeenkomst tussen de spelers, door pat (zie pat), door drie maal dezelfde stelling op het bord te hebben, door eeuwig schaak (zie eeuwig schaak), of door de vijftig zetten regel (komt weinig voor). Bijna altijd krijgen beide spelers een half punt voor remise, en een heel punt voor de overwinning. In enkele toernooien geeft een remise een punt, en een overwinning drie.

Simultaan

Als een sterke schaker, meestal een grootmeester, op meerdere borden tegen verschillende spelers speelt, noemen we dit een simultaan. De simultaangever gaat in volgorde langs de borden. Zodra hij bij een bord aankomt moet de tegenstander zijn zet doen, waarna hij een tegenzet zal doen. Die tegenstander heeft dan de tijd om na te denken over de volgende zet tot hij terug bij dat bord komt. De simultaangever speelt meestal alle partijen met de witte stukken, want alle tegenstanders verslaan is vaak al lastig genoeg.

Tempo

Met een tempo bedoelt een schaker een tijdseenheid in schaken. Hij doelt dus op de "tijd" die een zet duurt. Deze term wordt vaak in de opening gebruikt; een slechte openingszet wordt vaak een tempoverlies genoemd. Als een speler zijn tegenstander dwingt hetzelfde stuk twee keer te zetten in de opening, noemen we dat vaak een tempo-winst. Een speler die snel zijn stukken ontwikkelt heeft een tempo-voordeel over een speler die dat langzaam doet. De witspeler heeft een klein tempo voordeel omdat hij mag beginnnen.

Zugzwang (Zetdwang)

Bij schaken ben je altijd verplicht een zet te doen. In sommige stellingen, zou iedere mogelijke zet je stelling verslechteren. De speler aan zet is dus in zetdwang moet dus de minst slechte zet spelen. Soms kan het echter zo erg zijn dat het spelen van een zet bijvoorbeeld tot materiaalverlies of zelfs mat leidt. De zetdwang resulteert dan in een nederlaag. Regelmatig wordt de Duitse term Zugzwang gebruikt, omdat het tof klinkt.